IBO Subsidies

2017
Afgerond
IBO
Fin, AZ, EZ, VWS, OCW, SZW, IenM, BuZa, BZK, CPB
De voorzitter: Christiaan Rebergen
Jun-17

Doel

De overheid heeft een breed instrumentarium tot haar beschikking om beleidsdoelen te realiseren19 bijvoorbeeld subsidieverstrekking, garantstelling, verstrekken van leningen, oprichten van fondsen, opdrachtverstrekking, belastinguitgaven, bijdrage(n) aan, of verboden op. Daarbij is het de vraag of en hoe binnen het Rijk wordt afgewogen of welk instrument het meest geschikte is (al dan niet in samenhang met andere instrumenten). Het verstrekken van subsidies is een belangrijk en veelgebruikt instrument om beleidsdoelen van de overheid te verwezenlijken, met aanzienlijke budgettaire consequenties.20 Zo verstrekt de rijksoverheid ca. € 6 miljard (in 2013) aan subsidies en in gedeeld beheer met de Europese Commissie nog eens ca. € 1,5 miljard (2014) per jaar. Over de afwegingen om op rijksniveau het subsidie-instrument in te zetten (al dan niet als onderdeel van een mix aan beleidsinstrumenten) en de samenhang met (de beleidsdoelen van) de subsidies van andere overheidslagen bestaat in Nederland weinig onderzoek (AR 2010, Rfv 2014,). Er is geen overkoepelend beeld in hoeverre het subsidieinstrumentarium van het Rijk bijdraagt aan het gecombineerde effect van de subsidieregelingen van verschillende overheden. De redenen om subsidies in te zetten kunnen divers zijn: dit gebeurt bijvoorbeeld als de markt niet goed werkt (sociale woningbouw), risico’s te hoog zijn (bedrijfssubsidies), externe effecten of financiële baten worden ondergewaardeerd (klimaatverandering of cultuur) of om het publieke belang te dienen (voorlichting door patiëntenverenigingen) (Eijgelshoven, Nentjes en Van Velthoven 2010). De reden voor verstrekking en de tegenprestaties voor subsidies verschillen. De aard van subsidies loopt uiteen van incidentele subsidies voor evenementen en waarderingssubsidies voor maatschappelijke initiatieven, tot permanente prestatiesubsidies voor essentieel geachte activiteiten (Rfv 2014). 19 https://www.kcwj.nl/kennisbank/integraal-afwegingskader-beleid-en-regelgeving/6-wat-hetbeste- instrument/61 20 Voor het begrip «subsidies» en wordt aangesloten bij de definities die opgenomen zijn in de Awb (artikel 4:21); daaruitvolgend de CW (artikel (4.10) en de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 550, nr. 2 55 Taakopdrachten IBO’s 2016/2017 Aan de inzet van subsidies kunnen ook nadelen kleven. Wanneer er in werkelijkheid geen sprake is van marktfalen zou verdringing van particuliere investeringen kunnen ontstaan. Subsidies kunnen leiden tot oneerlijke concurrentie of zelfs staatssteun. Door subsidieafhankelijkheid kan innovatie en publieksbereik worden geremd. Subsidies kunnen ook perverse effecten hebben, als ze zowel tot economische als volksgezondheids- en milieuschade leiden (Myers en Kent 2001, Tillotson 2004). En tenslotte zijn er altijd opportunity costs, het geld dat aan subsidies wordt uitgegeven kan niet langer aan ander beleid worden gespendeerd.

Samenvatting

Onderzoek en bevindingen In dit interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) is specifiek ingezoomd op het beleidsinstrument subsidies. Ten opzichte van een onderzoek dat betrekking heeft op een specifiek beleidsterrein neemt de keuze voor een focus op een beleidsinstrument enkele bijzondere afbakeningsvragen met zich mee. Subsidies worden verstrekt voor een breed scala aan beleidsterreinen en maken daarin deel uit van een breder palet van beleidsinstrumenten. Kortom, het gaat telkens om een uitsnede van het beleid. Tegelijkertijd bestaat er meer algemeen beleid ten aanzien van de inzet, inrichting en verantwoording van het subsidie-instrument. De aanbevelingen van dit IBO pogen dit beleid te verbeteren en zijn tevens budgetneutraal. In 2015 bedroegen de totale uitgaven aan subsidies door het Rijk €4,49 miljard, minder dan 2 procent van de rijksuitgaven. Over de afwegingen om op rijksniveau het subsidie-instrument in te zetten (al dan niet als onderdeel van een mix aan beleidsinstrumenten) en de samenhang met (de beleidsdoelen van) de subsidies van andere overheidslagen bestaat in Nederland weinig onderzoek. Tegelijkertijd nam de aandacht in de Tweede Kamer voor de inzet van het instrument subsidies in de voorbije jaren toe. Enerzijds is de Tweede Kamer kritisch over de inzet van het instrument. Zo wordt er in 6 van de 11 door het Centraal Planbureau (2017) doorgerekende verkiezingsprogramma’s gekozen voor een maximale generieke subsidietaakstelling van €1 miljard structureel. Anderzijds is het instellen van een subsidie een beproefd politiek instrument en kan stopzetting van individuele subsidies leiden tot politiek verzet. Het doel van het IBO is het versterken van de besluitvorming ten aanzien van subsidies. Hiervoor is zowel gekeken naar de afwegingen die vooraf (ex ante) worden gemaakt als naar de evaluaties van subsidies (ex post). Meer precies geformuleerd luiden de onderzoeksvragen: - Hoe worden binnen het Rijk de afwegingen gemaakt om het subsidie-instrument in te zetten en hoe wordt hierin de subsidieverstrekking door medeoverheden betrokken (ex ante)? - Hoe worden subsidies van de Rijksoverheid geëvalueerd en wat wordt er met de uitkomsten gedaan (ex post)? Hoewel de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorziet in een heldere definitie voor het begrip subsidie, blijkt het begrippenkader in de praktijk niet eenduidig. Enerzijds worden er in de economische literatuur soms andere definities gebruikt. Anderzijds zorgt het onderscheid tussen de verschillende categorieën subsidies (subsidies verstrekt uit een subsidieregeling, incidentele subsidies, instellingssubsidies) zorgde voor extra complexiteit bij dit onderzoek. Ten slotte maakt de Awb een onderscheid tussen subsidies die op een wettelijk voorschrift berusten en subsidies waar dat niet het geval is. In de onderzoeksaanpak kunnen drie empirische deelonderzoeken naar de volgende elementen worden onderscheiden: a) De afweging vooraf (ex ante) bij de inzet van het subsidie-instrument voor een selectie van 48 subsidieregelingen; IBO Subsidies Pagina 8 van 49 b) De evaluaties (ex post) bij de subsidies zoals vermeld in de subsidiebijlage bij de begroting in de periode van 2012 – 2015; c) Departementale processen en organisatie. Op basis van het onderzoek kunnen meerdere conclusies met betrekking tot de ex ante afweging worden getrokken. Ten eerste blijkt dat departementen voor de ex ante beleidsafweging binnen hun organisatie checks and balances hebben ingebouwd. De wijze waarop departementen deze checks and balances hebben vormgegeven is in sommige gevallen meer en in sommige gevallen minder geïnstitutionaliseerd. Deze checks and balances zorgen ervoor dat er altijd meerdere partijen meekijken bij de beleidsafweging en kennis wordt gedeeld. Hierbij zijn naast de beleidsdirecties in ieder geval juridische en financieel-economische directies betrokken. Sommige ministeries betrekken hierbij ook uitvoeringsorganisaties en/of ‘vreemde ogen’ (bijvoorbeeld Auditdienst Rijk of onafhankelijke deskundigen). Ten tweede betrekken departementen in hun ex ante beleidsafweging de verschillende elementen van het Integraal Afwegingskader (IAK). Een ex ante effectanalyse van de doeltreffendheid en de doelmatigheid blijft in de meeste gevallen echter achterwege, waarbij er aanzienlijke verschillen zijn per departement. In de beleidsafweging wordt in het algemeen stilgestaan bij de algemene vragen uit het IAK, de instrumentmix en de wijze waarop gedurende de looptijd van de regeling wordt geëvalueerd. Hoewel het uitvoeren van ex ante effectanalyses door het type regeling en de beschikbare tijd/middelen soms problematisch is en het ontbreken daarvan in sommige gevallen verklaarbaar, lijken verbeteringen op dit vlak door beantwoording van een (met het oog op proportionaliteit) aantal basale vragen mogelijk. Sleutel hiervoor is het vergroten van kennis over het uitvoeren van dergelijke analyses. Ten derde kan op basis van de beschikbare informatie worden geconcludeerd dat departementen in hun ex ante beleidsafweging rekening houden met de subsidieverstrekking door andere overheden. Kennis over subsidieverstrekking door medeoverheden op centraal niveau, met name ten aanzien van gemeenten, ontbreekt echter, zodat departementen afhankelijk zijn van de eigen kennis over de beleidspraktijk. Met betrekking tot de ex post evaluaties laat het onderzoek zien dat de mate waarin subsidies worden geëvalueerd fors is toegenomen ten opzichte van de situatie zoals die werd onderzocht door de Algemene Rekenkamer (2011). In de periode 2012-2015 is het aantal uitgevoerde subsidie-evaluaties t.o.v. de periode daarvoor sterk toegenomen. Tegelijkertijd wordt 30% van de subsidies op basis van de informatie in de subsidiebijlage (25% indien rekening wordt gehouden met de extra informatie van departementen) niet geëvalueerd. De belangrijkste reden om deze subsidies niet te evalueren is het incidentele karakter van deze subsidies. De Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) stelt in de huidige vormgeving echter dezelfde eisen aan alle evaluaties van subsidies die berusten op een wettelijk voorschrift. Er is behoefte aan een evaluatieregime dat zowel robuust is als proportioneel, zodat ambtelijke capaciteit gerichter kan worden ingezet en wordt geëvalueerd waar het nodig is. Een tweede bevinding is dat bij de uitgevoerde evaluaties verbeteringen mogelijk zijn in de ex post analyse van doeltreffendheid en doelmatigheid. In een minderheid IBO Subsidies Pagina 9 van 49 van de gevallen doen evaluaties uitspraken over die doeltreffendheid en doelmatigheid van subsidies. Departementen ervaren dergelijke evaluaties als moeilijk. Ten slotte kan er op basis van dit onderzoek een conclusie worden getrokken die niet direct te relateren is aan de geformuleerde hoofdvragen, namelijk dat de informatie in de begrotingsbijlage over de evaluatiepraktijk van subsidies niet volledig en niet toereikend is. Beleidsaanbevelingen Op basis van de bovenstaande bevindingen zijn drie aandachtsgebieden benoemd waaraan de beleidsaanbevelingen worden gekoppeld: a) inzicht en overzicht; b) expertise en samenwerking; c) robuustheid en proportionaliteit (ex ante en ex post). Ad. A. Inzicht en overzicht De begrotingsbijlage subsidies is een instrument om de Kamer te informeren over subsidies. Het overzicht biedt inzicht in belangrijke aspecten als doel, omvang, type, horizonbepaling en planning van evaluaties. Daarnaast is deze bedoeld voor de sturing (bijvoorbeeld bij de evaluatieprogrammering vanuit directies Financieel-economische Zaken (FEZ). Tijdens het onderzoek naar de ex post evaluaties bleek dat de begrotingsbijlage subsidies niet altijd volledige en juiste informatie geeft over de evaluatie van subsidies. Daarnaast bleek uit het onderzoek dat departementen op verschillende wijzen binnen de organisatie checks en balances hebben ingericht. Deze checks and balances dragen bij aan een evenwichtige beleidsafweging waarin meerdere partijen worden betrokken. Dergelijke interne organisatiekenmerken blijven momenteel buiten het zicht van de omgeving. Het doel van onderstaande aanbevelingen is allereerst om te zorgen voor een begrotingsbijlage met betere informatie over de evaluatie en evaluatieverplichting van subsidies. Hierbij zijn evaluaties ook beter vindbaar. Daarnaast wordt met deze aanbevelingen beoogd een betere informatievoorziening aan de Tweede Kamer te bewerkstelligen als het gaat om de interne organisatie van checks en balances binnen de departementen. A1. Periodiek informeren van Tweede Kamer over departementale checks and balances in begroting of jaarverslag Het voorstel is om de interne departementale checks and balances binnen het beleidsproces transparant te maken. Door eens per vijf jaar de Kamer in de begroting of het jaarverslag te informeren over de interne organisatie en hoe met verschillende subsidies (omvang en type) wordt omgegaan, wordt deze ook voor de Kamer inzichtelijk en wordt de ingezette weg versterkt. De uitvoeringskosten zullen zoveel mogelijk worden beperkt, omdat wordt aangesloten bij een bestaande publicatie. A2. Aanvulling begrotingsbijlage met type subsidie in de zin van de Awb Deze aanbeveling verbetert de informatiewaarde van de begrotingsbijlage subsidies. Door aanvulling van de begrotingsbijlage met de norm of evaluatie van de subsidies verplicht is, wordt inzichtelijk of hiermee aan een wettelijke evaluatieverplichting IBO Subsidies Pagina 10 van 49 wordt voldaan. Dit kan worden geregeld door de rijksbegrotingvoorschriften aan te vullen. Bij deze aanpassing ten behoeve van de inzichtelijkheid dient rekening te worden gehouden dat de inspanning die gepaard gaat met het opnemen van extra informatie zoveel mogelijk beperkt blijft. A3. Expliciteren onderliggende bevindingen subsidie in bredere evaluatie Deze optie maakt de link tussen de bredere evaluatie en de subsidie duidelijk en voor de Kamer te herleiden. Voorbeelden van een bredere evaluatie zijn de beleidsdoorlichting en de evaluatie van een kaderwet. Waar de subsidie een klein onderdeel van de beleidsdoorlichting betreft kan over de bevindingen ten aanzien van de subsidie op hoofdlijnen worden gerapporteerd. Daarbij kan met het oog op de doelmatigheid uiteraard bij evaluaties slim gekozen worden voor clustering van onderliggende subsidies, programma’s en of projecten indien deze een duidelijke inhoudelijke samenhang kennen. De uitvoeringskosten van explicitering binnen de bestaande bredere evaluaties zijn zeer beperkt. A4. Plaatsing van alle subsidie-evaluaties op de centrale website rijksbegroting.nl Deze optie is een eenvoudige manier om te garanderen dat de linkjes naar subsidie-evaluaties blijven werken. Het ministerie van Financiën verzamelt en plaatst de rapporten op de website. Ad. B. Expertise en samenwerking Het aantal beleidsmedewerkers dat met regelmaat ex ante en ex post analyses maakt is doorgaans beperkt. Afdoende kennis van en ervaring met dit instrument is hierdoor niet vanzelfsprekend. Ook onderzoeken uit laten voeren door externe bureaus is geen garantie voor onderzoeken van voldoende kwaliteit. Kennis en ervaring is van belang, omdat het doen van goede analyses doorgaans als moeilijk en kostbaar wordt ervaren. Onderstaande aanbevelingen hebben als doel om kennis en expertise over evalueren te versterken en er ook voor te zorgen dat deze kennis toegankelijk is voor beleidsmedewerkers bij het maken van analyses van doeltreffendheid en doelmatigheid. B1. Borging van ‘dedicated group’ binnen departement Een ‘dedicated group’ is een beproefde manier voor expertiseopbouw. Veel departementen kennen al dergelijke groepen; een geïnstitutionaliseerd voorbeeld van een dergelijke ‘dedicated group’ is het Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB). Ook minder geïnstitutionaliseerde vormen zijn denkbaar in het kader van proportionaliteit, te denken valt aan de verschillende expertisecentra subsidies binnen de departementen. Nadere invulling van het principe van de ‘dedicated group’ is dan ook aan de departementen. Uitgangspunt is dat beleidsmedewerkers binnen een departement zich kunnen wenden tot een dergelijke groep. De extra inspanning voor de departementen is beperkt, aangezien dergelijke dedicated groups bij veel ministeries reeds aanwezig zijn. B2. Opleidingsmodule ‘Subsidies’ bij de Rijksacademie Door middel van een korte concrete opleidingsmodule kan de kennis met betrekking tot (ex ante en ex post) evaluaties van subsidies worden overgebracht. Idealiter relateert de aanmelding aan de evaluatieplanning. Het ministerie van Financiën geeft, in overleg met de Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering (RAFEB), vorm aan de opleidingsmodule. IBO Subsidies Pagina 11 van 49 B3. Actieve kennisdeling in interdepartementaal overleg Door regelmatig met elkaar over evaluaties te spreken kan meer van elkaar worden geleerd op het vlak van analyses van doeltreffendheid en doelmatigheid. Bij voorkeur bestaat dit interdepartementale gremium uit vertegenwoordigers van de verschillende dedicated groups. Kennis en inzicht over wat werkt (en wat niet) kan in deze werkgroep worden gebundeld. Dit kan een vliegende start geven aan de te maken analyses van doeltreffendheid en doelmatigheid. B4. Kwaliteit van externe deskundigheid  Voorkeursvariant: elkaar scherp houden op kwaliteit Het is van belang om scherp te zijn op de deskundigheid van uitvoerders van evaluaties. Dit geldt ook voor externe onderzoeksbureaus. Het selecteren van kwalitatief goede externe onderzoeksbureaus wordt expliciet onderdeel van de opleidingsmodule subsidies. Binnen het interdepartementale overleg kan ook kennis worden gedeeld over externe uitvoerders van evaluaties met als doel de kennis over de beschikbaarheid van externe deskundigheid te vergroten.  Variant: Raamcontract Binnen de werkgroep is uitgebreid gesproken over de variant om bureaus in een rijksbreed raamcontract (of eventueel: een departementaal raamcontract) te contracteren. Dit is bedoeld om een zekere kwaliteit te kunnen borgen – en om een verdere investering in kennis over evaluaties bij externen te bevorderen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) heeft hiermee een positieve ervaring. Binnen departementen bestaat er echter een grote verscheidenheid aan beleidsonderwerpen. Voor onderzoeksbureaus is het zeer moeilijk expertise op al deze terreinen te bundelen. Een belangrijk bijkomend nadeel is dat onderzoeksbureaus met een duidelijke specialisatie op een beleidsterrein (niches) in een dergelijk systeem buiten beeld zouden blijven; juist zij zijn in staat voor een specifiek terrein onderzoeken van hoge kwaliteit te produceren. Daarnaast brengt opzet en beheer van een dusdanig systeem uitvoeringskosten met zich mee. Ad. C. Robuustheid en proportionaliteit (ex ante en ex post). In de huidige situatie zou elke subsidie voorzien moeten zijn van een ex-ante evaluatie, monitoring en ex-post evaluatie, waarna de bevindingen worden meegenomen in de hernieuwde beleidsafweging. In praktijk is dit echter niet altijd het geval en ook niet altijd wenselijk. Gedurende het onderzoek kwam naar voren dat een goede ex ante inschatting en ex post evaluatie kostbaar en moeilijk te bewerkstelligen zijn. De inspanning moet ook in verhouding staan tot het financiële belang van de subsidie en hetgeen de evaluaties opleveren. Daarnaast komt naar voren dat uitgevoerde subsidie-evaluaties slechts in een minderheid van de gevallen uitspraken doen over doeltreffendheid en doelmatigheid. Onderstaande aanbevelingen dragen bij aan een verbeterde en meer efficiënte ex ante beleidsafweging en ex post evaluatie, waarbij rekening wordt gehouden met proportionaliteit. C1. [Ex ante] Borging van ‘vreemde ogen’ principe De optie sluit aan bij gangbare praktijken binnen departementen. Het ministerie van Economische Zaken heeft de Monitorcommissie (ex ante), de departementen met de gezamenlijke uitvoerder Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) IBO Subsidies Pagina 12 van 49 hebben het (interdepartementaal) Expertisecentrum Subsidies (ECS) (ex ante) met vertegenwoordiging van de ADR. Het ministerie van BZ heeft het IOB als onafhankelijke onderzoeksdienst (op basis van comply or explain principe). Het belang van de vreemde ogen in de ex ante afweging is groot. Met het oog op proportionaliteit ligt het in de rede om bij de precieze inrichting rekening te houden met de interne departementale besluitvormingsstructuur, het aantal subsidies dat een departement verstrekt en het budget van de betreffende subsidie. Nadere invulling van het principe van ‘vreemde ogen’ langs deze lijnen is aan de departementen zelf. C2. [Ex ante] Opstellen leidraad In een leidraad worden uitgangspunten neergelegd, ter ondersteuning van de departementale processen. Deze leidraad kan de drempel verlagen voor het kennisnemen van de wijze waarop dergelijke afwegingen worden gemaakt en kan zodoende bijdragen aan een betere ex ante beleidsafweging. De elementen die in deze leidraad aan de orde komen, zijn in hoofdstuk 5 nader uitgewerkt. Als variant voor deze leidraad kan er voor worden gekozen om (delen) hiervan vast te leggen in de RPE. Voor de ex post evaluatie is er een RPE, maar voor de ex ante afweging is er geen evenknie. In het geval van de ex ante afweging lijkt een regeling met verplichtingen (analoog aan de RPE) zwaar aangezet. Om deze reden staat de leidraad beschreven als voorkeursvariant. Mogelijk kunnen onderdelen van de leidraad na evaluatie van de praktijkervaringen met de leidraad verplicht worden gesteld. Nadeel van een dergelijke verplichting is dat deze onvoldoende mogelijkheid biedt om aan te sluiten op een dikwijls politieke context. Ook de extra uitvoeringslasten bij verplichting zijn een nadeel (naast toepassing zou hierdoor ook verantwoording moeten plaatsvinden). C3. [Ex post] Een gedifferentieerd regime voor ex post evaluaties De evaluatiebepaling in de RPE geldt momenteel voor alle subsidies die op basis van een wettelijke voorschrift worden verstrekt (4:24 Awb). Door onderscheid te maken tussen kleine, gemiddelde en grote subsidies kan gerichter worden geëvalueerd. Er ontstaat minder evaluatiedruk voor kleine subsidies (doelmatigheid) en extra borging van de kwaliteit van evaluaties van grote subsidieregelingen door het betrekken van een onafhankelijke deskundige (kwaliteit).  Voorkeursvariant: gedifferentieerd regime aangevuld met pas-toe-of-leg-uit-beginsel Klein Gemiddeld Groot Budget: < 0,5 miljoen euro per jaar Budget 0,5 – 10 miljoen euro per jaar Budget > 10 miljoen euro per jaar Doeltreffendheid, effecten in praktijk Doeltreffendheid, doelmatigheid. Doeltreffendheid, doelmatigheid, onafhankelijke deskundige. Het toevoegen van een pas-toe-of-leg-uit principe biedt departementen de mogelijkheid om voor individuele subsidies gemotiveerd af te wijken van bovenstaande. Dit heeft als voordeel dat de bepaling meer ruimte biedt voor departementaal maatwerk, maar terughoudendheid is wel geboden. Het incidentele IBO Subsidies Pagina 13 van 49 karakter van subsidies zou hier bijvoorbeeld kunnen gelden als uitzonderingsgrond. Beargumenteerde afwijking van het principe zou in een voetnoot in de begrotingsbijlage kunnen worden gerapporteerd. Het geschetste gedifferentieerd regime vergt een aanpassing van de RPE. Ten opzichte van de huidige verplichtingen wordt geschat dat voor 27% van de subsidieregelingen een licht regime gaat gelden, voor 53% hetzelfde regime van toepassing blijft; en voor 19% de onafhankelijke deskundige erbij komt. De uitvoeringslasten zullen in deze variant vermoedelijk per saldo dalen (in ongeveer 27% geen evaluatie conform RPE, in 19% aanvulling met onafhankelijk deskundige). Binnen deze aanbeveling zijn er nog twee varianten mogelijk:  variant: gepaste invulling onafhankelijk deskundige In bovenstaand voorstel wordt voor de invulling van het begrip onafhankelijk deskundige aangesloten op de RPE. Deze is in de huidige RPE bedoeld voor de (zwaardere) beleidsdoorlichting. Het gaat bij subsidies om grotere aantallen en betreft daarnaast een instrumentevaluatie. Bij een gepaste invulling kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het betrekken van vertegenwoordigers van FEZ van andere departementen. Voordeel van een dusdanige variant is dat de extra uitvoeringskosten beperkt blijven.  Variant: toevoegen onderscheid incidenteel/structureel als extra criterium voor het gedifferentieerde regime Het toevoegen van dit onderscheid biedt de mogelijkheid om de incidentele subsidies die op een wettelijke grondslag zijn gebaseerd (4:24 Awb) onder een lichter evaluatieregime te plaatsen. Als nadeel van deze variant geldt dat het minder eenduidig en transparant wordt. De toevoeging van een pas-toe-of-leg-uit mogelijkheid (voorkeursvariant) biedt meer ruimte voor maatwerk en is bovendien transparanter.